SCHIEDAM- De AWP vindt al jaren dat burgers te veel waterschapslasten betalen ten opzichte van bedrijven. In Delfland is die verhouding het meest scheef. Bovendien is Delfland ook nog met stip het duurste waterschap van Nederland!
Van de totale opbrengst van de watersysteemheffing in Delfland van 100 miljoen euro wordt maar liefst 90% opgehaald bij de burgers. De andere belastingcategorieën dragen samen slechts 10% bij: bedrijven 7%, wegen 2%, boeren 1% en natuurterreinen vrijwel niks. Terwijl er juist ook heel veel bedrijven, kantoren en glastuinbouw zijn in deze regio. Waarom zouden die niet naar draagkracht meebetalen?
Helaas! Onlangs bleek bij een informatieve vergadering dat verschillende landelijke politieke partijen in het Algemeen Bestuur van Delfland de huidige kostenverdeling tussen burgers, boeren en bedrijven juist wel prima vindt. De AWP wil dat het inwonersdeel tenminste terug gaat van 90% naar 80%. Dat kan door een aanpassing van de kostentoedelingsverordening. Zelfs dan praat je maar over twee tientjes lagere lasten voor huurders. Maar het zijn vaak wel kwetsbare groepen en het is een begin.
Ben je eigenaar van een woning dan betaal je een bedrag over de WOZ-waarde van je woning. Ben je eigenaar van een bedrijf dan betaal je over de WOZ-waarde van je gebouw. Het gebouw wordt natuurlijk ook gebruikt voor
bijvoorbeeld opslag, distributie of productie. Bedrijven hebben er baat bij dat hun machines, voorraad etc. beschermd zijn tegen wateroverlast en hebben er bovendien baat bij dat ze omzet kunnen draaien. De echte waarde van hun bedrijfsgebouw is dus eigenlijk veel hoger. Neem bijvoorbeeld een restaurant: leuk dat de keuken droog blijft, maar als bedrijf moet je het hebben van je omzet. Bedrijven hebben minstens zoveel baat bij droge voeten als burgers.
Doordat de huizenprijzen de afgelopen jaren zo explosief zijn gestegen zou je denken dat Delfland nu bulkt van het geld – maar dat is niet het geval. Want wat de burgers aan extra belasting moeten ophoesten wordt deels gecorrigeerd in een lager belastingtarief voor alle belastingcategorieën. Voorbeeld: als een woningen in de afgelopen jaren 25% in prijs is gestegen en tegelijkertijd het tarief op onroerend goed 20% is gedaald, dan resulteert dat in een belastingstijging van 5%.
Dat lijkt misschien ‘vestzak-broekzak’ als dat voor alle categorieën zou gelden: burgers, boeren en bedrijven. Maar wat we zien is dat bedrijfsgebouwen en kantoren nauwelijks in waarde zijn gestegen, zodat zij per saldo profiteren van een belastingverlaging van ca. 20%. Een belastingverlaging die -onbedoeld!- door de burgers is gefinancierd.