SCHIEDAM- Recente opgravingen in Enkhuizen bevestigen wat oud-gemeentearchivaris Guus van der Feijst in 1975 al beschreef in zijn ‘Geschiedenis van Schiedam’. Men kende het stadswapen met de drie zandlopers van oude gevels en vermoedde dat het met visserij te maken had, maar fysiek bewijs was er niet. In dit standaardwerk vertelt Van der Feijst wat er op dat moment bekend was over het stadswapen met de drie zandlopers: “De herkomst houdt ongetwijfeld verband met de visserij. Maten en gewichten waren ook aan keuring van stadswege onderworpen en wanneer deze voldeden, hechtten de keurmeesters er het stadswapen aan. Haringtonnen pleegde men het wapen in te branden, maar de haringnetten vroegen om een andere behandeling.
Op 13 februari 1565 legde het stadsbestuur van Schiedam de eisen vast waaraan de netten moesten voldoen om een keur te krijgen. Aan de haringnetten dient bevestigd een “teijcken ofte loot met drije nacht glaesen”. Een nachtglas is een zandloper waarmee ’s nachts de tijd aan boord van een schip werd gemeten. In het tijdschrift voor Nederlandse archeologie ‘Westerheem’ van juni 2016 beschrijft senior-archeoloog van de gemeente Hoorn Christiaan Schrickx bij opgravingen in Enkhuizen gevonden keurloodjes.
Het laken of keurlood was een bewijs van goedkeuring voor wollen en linnen stoffen, zeildoek en haringnetten. Er zijn veel loodjes gevonden in Enkhuizen omdat die stad in de 16de en 17de eeuw een bloeiperiode doormaakte door de haringvisserij. Door nieuwe ontwikkelingen was het mogelijk de haring verder op de Noordzee te vangen. Op het hoogtepunt in de 17de eeuw was meer dan de helft van de totale Nederlandse haringvloot in Enkhuizen gevestigd, tussen de 300 en 325 vissersschepen!
Een schip beschikte over circa 45 netten van ieder 30 meter lang. Er waren dus duizenden netten in gebruik. Enkhuizen zelf had niet genoeg productie om de vraag aan te kunnen. Ook uit Schiedam kwamen netten, de stad stond hierom bekend. Om de kwaliteit te garanderen, waren deze voorzien van keurloden, te herkennen aan het stadswapen. Niet goedgekeurde netten mochten niet verkocht worden.
Haringnetten maakte men van garen dat afkomstig was van hennepvezels. (Dat was dus toen al in de stad te vinden, er is niets nieuws onder de zon.) Deze werden eerst uitgekamd en tot draad gesponnen, daarna op een ‘spinbaan’ getwijnd tot garen. Op de kaart van Schiedam van Jacob de Gheyn uit 1598 is al een lijnbaan te zien, vlak bij de Grofbaan.
Vier keurmeesters, aangeduid met de letters A, B, C en D, bewaakten de kwaliteit van het garen. Deze letters kwamen aan de andere kant van het loodje. De keurmeesters waren overigens vrouwen, aangezien het vervaardigen van netten ook door vrouwen gedaan werd. Ze ontvingen volgens de keur uit 1565 voor ieder gekeurd net twee penning als betaling. In de kelders van het stadhuis was na 1650 een telhuis ingericht, waar netten werden gebreid, geboet en gekeurd. En zo ging een Schiedams kwaliteitsproduct de stadsgrenzen uit. Door de opgravingen weten we nu zeker dat het stadswapen met de drie zandlopers al veel eerder voor het in gevelstenen van gebouwen werd gebeiteld, in gebruik was.