SCHIEDAM- Op het Schiedamse stadskantoor hoopt men op een bedrag van Schiedam 338.598,25 euro bedoeld ter vergoeding van de kosten die in 2024 zijn gemaakt voor het opsporen en opruimen van ontplofbare oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog. De gemeente heeft bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage.
Uit onderzoek bleek dat delen van Schiedam verdacht waren op de aanwezigheid van explosieven in de bodem. Dit maakte grootschalig onderzoek noodzakelijk, vooral voorafgaand aan bouwwerkzaamheden en infrastructurele projecten. In totaal gaf de gemeente vorig jaar bijna een half miljoen euro uit aan deze veiligheidsmaatregelen.
Het opruimen van oude explosieven is niet alleen van belang voor de voortgang van bouwprojecten, maar ook voor de veiligheid van werknemers en omwonenden. De gemeente heeft hierbij een wettelijke verantwoordelijkheid op basis van de ARBO-wetgeving. Zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers moeten zorgen voor een veilige werkomgeving.
Burgemeester en wethouders van Schiedam wijzen erop dat gemeenten formeel niet verantwoordelijk zijn voor de aanwezigheid van oorlogsresten in de bodem. Toch worden zij wel geconfronteerd met de kosten en risico’s hiervan. Daarom is in 2015 de ‘bommenregeling’ in het leven geroepen, waarmee gemeenten jaarlijks een deel van hun kosten kunnen terugkrijgen. Schiedam maakt hier nu opnieuw gebruik van.
De aangevraagde bijdrage van ruim drie ton wordt grotendeels ingezet voor lopende projecten in de stad. Het grootste deel van het bedrag is nodig voor de herstructurering van de Spaanse Polder (144.886,65 euro) en de havens (133.375,20 euro). Ook voor het nieuwe woonproject Schieveste (50.741,60 euro) en kleinere projecten zoals het IUPB (4.770,20 euro) zijn kosten gemaakt.
De kosten voor het opsporen en opruimen van explosieven worden voor 68% vergoed door het Rijk. Dit betekent dat Schiedam uiteindelijk minder gemeentelijk budget hoeft vrij te maken, waardoor geld vrijkomt voor andere projecten.
Om de bijdrage in 2025 te ontvangen, moet de aanvraag voor 1 april worden ingediend bij het ministerie.