ROTTERDAM– De rechtbank heeft besloten dat 22 deelnemers van de Rotterdamse Landelijke Vreemdelingenvoorziening (LVV) recht hebben op opvang na het stopzetten van de landelijke regeling per 1 januari 2025. Minister Marjolein Faber (PVV) moet de illegalen nu minimaal 4 weken onderdak, voedsel en sanitaire voorzieningen bieden.
De uitspraak volgt op een verzoek om voorlopige voorzieningen, ingediend namens de 22 illegalen. De rechter oordeelde dat de minister geen garanties had gegeven over alternatieve opvang. Voor een aantal mensen zou winteropvang bovendien onvoldoende zijn.
De gemeente Rotterdam, die tot nu toe verantwoordelijk was voor de LVV, heeft de dossiers van de bezwaarmakers inmiddels overgedragen aan het ministerie. De minister heeft gevraagd de groep tijdelijk te huisvesten tot en met februari, met vergoeding vanuit het Rijk.
Voor vijf deelnemers zonder voorlopige voorziening stopt de opvang. Een aantal van de zogenaamd ‘meest kwetsbaren’ binnen deze groep behouden onderdak, zoals eerder toegezegd door de gemeente.
Het Rotterdamse stadsbestuur blijft bij Faber aandringen op een structurele oplossing voor de opvang van vreemdelingen. De uitspraak van de rechter geldt voorlopig en laat de inhoudelijke behandeling van de bezwaren onverlet.
De LVV richt zich op vreemdelingen die uitgeprocedeerd zijn of geen verblijfsrecht hebben, maar voor wie een oplossing wordt gezocht, zoals terugkeer naar het land van herkomst, doorreizen naar een ander land, of alsnog legalisatie van hun verblijf.