SCHIEDAM- De Schiedamse molens zijn in de rouwstand gezet voor oud bestuurslid Harm de Block van Stichting De Schiedamse Molens. Hij overleed vorige week op 86-jarige leeftijd. De Blok was vanaf de oprichting in 1981 meer dan dertig jaar onafgebroken lid van het bestuur en één van de drijvende krachten achter het behoud van het Schiedamse molenerfgoed. Ter nagedachtenis staan deze week alle molens in de rouw.
Harm de Block was destijds bij de gemeente Schiedam directeur van de Dienst Gemeentewerken en zag het als zijn taak om die molens in oude luister te herstellen. Maar hij zag ook in dat de molens na herstel en restauratie weer een nuttige functie moesten krijgen. Daarom stelde hij het gemeentebestuur voor om een stichting op te richten waarin naast de gemeente ook molenvrienden en –experts uit de stad een plaats zouden krijgen. Die stichting zou de molens in beheer krijgen en verantwoordelijk worden voor onderhoud en exploitatie. Zo kon De Palmboom (de tweede molenstomp) weer worden opgebouwd tot complete molen en werd deze in 1993 feestelijk heropend als Museummolen De Nieuwe Palmboom.
Als betrokken molenvriend nam hij zelf plaats in het algemeen bestuur. Gezien zijn functie aanvankelijk op gepaste afstand, maar na zijn vertrek uit de gemeentelijke organisatie nam zijn betrokkenheid allengs toe en kon het bestuur steeds vaker van zijn deskundige inbreng profiteren.
In 2004 overleed Jan Kies. Jan was als lid van ons dagelijks bestuur met zijn enorme kennis op het gebied van molens en zijn enorme werklust de spil waar alles om draaide en zijn overlijden kwam op het moment dat zowel de herbouwplannen van De Kameel als de restauratie van de Babbersmolen serieus vorm begonnen te krijgen.
Harm de Block was bereid om de plaats van Jan Kies in het dagelijks bestuur in te nemen en vanaf dat moment beet Harm zich stevig vast in de voorbereiding van de herbouw van de molen De Kameel. Als directeur was hij gewend om de touwtjes stevig in handen te houden en dat deed hij nu ook. Hij was gewend de vaart erin te houden en moest soms knarsetandend toezien dat de bouwplannen vertraging opliepen door externe factoren waar hij geen invloed op had.