ROTTERDAM- Bij de horeca in Rotterdam kan alleen handhavend worden optreden tegen geluidsoverlast als vastgesteld kan worden dat de overlast daadwerkelijk afkomstig is van een horecaonderneming. Dit blijkt uit antwoorden van de burgemeester op vragen van het CDA over de geldende geluidsnormen voor horecabedrijven.
Het CDA heeft vragen gesteld naar aanleiding van een gesprek met ambtenaren van de DCMR Milieudienst Rijnmond over de geluidsnormen in de gemeentelijke Horecanota. De partij vraagt om bevestiging van de geldende normen en hoe hierop gehandhaafd wordt.
In zijn antwoord laat de burgemeester weten dat horeca-inrichtingen in principe alleen achtergrondmuziek mogen spelen, tenzij in de exploitatievergunning expliciet anders is vermeld. Voor achtergrondmuziek geldt als stelregel dat men zonder stemverheffing moet kunnen praten in de zaak.
Bij een geluidsniveau boven 70 of 80 dB(A), afhankelijk van de situatie, is een akoestisch onderzoek verplicht. Dit onderzoek moet aantonen dat de wettelijke geluidsnormen buiten de inrichting niet worden overschreden.
Buiten de horecagelegenheid gelden de geluidsnormen uit het omgevingsplan. Deze zijn gebaseerd op het Besluit kwaliteit leefomgeving en komen momenteel overeen met de normen uit het Activiteitenbesluit.