ROTTERDAM- Uit de derde monitor naar discriminatie op de huurwoningmarkt in Rotterdam blijkt dat er geen statistisch significante verschillen zijn in de kans op bezichtiging van huurwoningen voor mensen met een ‘Marokkaans klinkende’ achternaam ten opzichte van mensen met een ‘Nederlands klinkende’ naam. Deze uitkomst wijkt af van eerdere onderzoeken, waaronder een onderzoek uit 2020/2021, waar wel een significante discriminatiegraad werd gevonden. Desondanks blijven er verschillende verklaringen voor de afwezigheid van discriminatie in de testresultaten, zoals mogelijke veranderingen in het selectieproces van verhuurbemiddelaars.
De fractie van Denk in de Rotterdamse gemeenteraad betogen geregeld dat de discriminatie op basis van etniciteit, vooral richting mensen met een Marokkaanse achtergrond, nog steeds veelvuldig voorkomt. Volgens Denk is wel degelijk sprake van structurele discriminatie in de woningmarkt.
Voor het eerst werd in het Rotterdamse onderzoek ook discriminatie op basis van seksuele gerichtheid getest. 199 correspondentietesten met profielen van homoseksuele en heteroseksuele stellen lieten geen statistisch significante verschillen zien in de kans op een bezichtiging. Heteroseksuele stellen werden net iets vaker uitgenodigd, maar het verschil was te klein om als discriminatie te kwalificeren. Deze bevinding staat in lijn met het landelijke onderzoek uit 2023.
Bij de mystery calls, waarbij verhuurbemiddelaars werden getest op hun bereidheid om discriminerende verzoeken van verhuurders in te willigen, bleek dat 43% van de bemiddelaars instemde met discriminerende verzoeken, zoals het uitsluiten van huurders op basis van afkomst. Dit percentage is een stijging ten opzichte van eerdere jaren en wijst erop dat discriminerende praktijken nog steeds aanwezig zijn op de Rotterdamse huurmarkt. De onderzoekers roepen dan ook op tot meer bewustwording en handhaving van de wetgeving rondom discriminatie.
Na de praktijktesten heeft de gemeente gesprekken gevoerd met zeven verhuurbemiddelaars die negatief uit de test kwamen. De makelaars erkenden de wetgeving tegen discriminatie, maar gaven aan dat discriminatie soms onbewust plaatsvindt door vooroordelen of eerdere negatieve ervaringen. Ze gaven aan behoefte te hebben aan meer verduidelijking van wat precies als discriminatie wordt beschouwd, en aan ondersteuning bij het opzetten van een objectief verhuurproces.
