EIS BIJ ROTTERDAMSE RECHTBANK: CELSTRAFFEN VOOR INTERNATIONALE COKEHANDEL

ROTTERDAM– Het Openbaar Ministerie heeft vrijdag bij de rechtbank Rotterdam gevangenisstraffen van zes en vijf jaar geëist tegen twee mannen die verdacht worden van internationale cocaïnehandel en witwassen. De officier van justitie van het Landelijk Parket stelde dat er geen twijfel bestaat over hun betrokkenheid bij georganiseerde misdaad. Een van hen zweeg volledig, terwijl de ander volgens het OM een ongeloofwaardige verklaring aflegde.

Volgens justitie waren de verdachten, een 50-jarige man uit Den Haag en een 40-jarige man uit Westervoort, actief in de handel van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne. In slechts een maand tijd in 2020 zouden zij tientallen kilo’s hebben verhandeld, wat volgens het OM slechts een fractie is van hun werkelijke activiteiten. De verdachten hielden zich stelselmatig bezig met deze illegale praktijken, met als enige doel financieel gewin. Eén van hen zou zelfs een belangrijke functie hebben gehad bij overleg in Zuid-Amerika over de handel in cocaïne.

Beide mannen werden daarnaast verdacht van het witwassen van grote geldbedragen. Uit het strafdossier blijkt dat hun enige bron van inkomsten afkomstig was uit de illegale handel in verdovende middelen. De man uit Westervoort zou zich specifiek hebben gericht op ondergronds bankieren. In de periode van juni tot oktober 2023 zou hij met contante transacties in Dublin, Málaga en Alicante meer dan een miljoen euro hebben witgewassen.

Het ondergrondse netwerk waarvan de verdachte gebruik maakte, opereerde volgens justitie op een hoog niveau. Grote sommen contant geld werden internationaal verplaatst en uitgewisseld op openbare locaties. Er werd gebruikgemaakt van tokens en hoge commissies, wat volgens het OM duidelijke signalen zijn van crimineel ondergronds bankieren. De daadwerkelijke geldtransacties werden uitgevoerd door lokale koeriers.

De officier van justitie gaf aan dat het strafdossier slechts een glimp toont van een veel groter netwerk van drugshandel en georganiseerde misdaad. Hij wees de rechtbank op de verstrekkende maatschappelijke gevolgen van grootschalige cocaïnehandel en stelde dat de verdachten hier volledig van op de hoogte waren. “Zij hebben willens en wetens gekozen voor deze praktijken, enkel om hun eigen financiële positie te verbeteren.”

De rechtbank doet op 28 februari uitspraak.