SCHIEDAM- Een symposium over drank en kolonialisme bij het Jenevermuseum in Schiedam roept vragen op, omdat de bijeenkomt direct is gekoppeld aan de tentoonstelling Bittere Erfenis. Het doel van het evenement is naar eigen zeggen het stimuleren van onderzoek en debat over de relatie tussen drank en kolonialisme.
Vier sprekers zijn uitgenodigd om hun bevindingen te delen. Volgens een woordvoerder van het museum is het symposium, dat komende zaterdag plaatsvindt aan de Lange Haven, volledig op eigen initiatief opgezet. De woordvoerder verklaart verder dat het museum wel de organisator is, maar geen inhoudelijke betrokkenheid heeft bij het evenement. Het museum draait op gemeentelijke subsidies. (Het coalitieakkoord roept op tot zogenaamde ‘bewustwording van het koloniale verleden’).
Achtergronden en betrokkenheid sprekers:
Prof. Dr. Alex van Stipriaan is emeritus hoogleraar Caribische Geschiedenis en Cultuur aan de Erasmus Universiteit. Hij heeft jarenlang onderzoek gedaan naar het slavernijverleden in Suriname en de Nederlandse Cariben, evenals naar de doorwerking hiervan in Nederland. Zijn publicatie Rotterdam in Slavernij uit 2020 ontving de Dutilhprijs voor beste boek over Rotterdam. Daarnaast heeft hij bijgedragen aan tentoonstellingen en slavernijmonumenten in Nederland.
Dr. Michel Doortmont is hoofddocent Internationale Betrekkingen en Afrikastudies aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is nauw verbonden met het Jenevermuseum, waar hij in 2023 een lezing gaf over de historische connectie tussen Schiedamse jenever en Afrika. Hij schreef ook een hoofdstuk over de jeneverhandel in Ghana in het jubileumboek Een Beste Borrel.
Merel Blok MA is promovendus bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Zij onderzoekt de rol van handelaren in de 19e-eeuwse productie en handel van goederen, waaronder jenever. Tijdens haar werk bij het Gemeentearchief Schiedam onderzocht ze verbanden tussen Schiedamse jenever en de slavenhandel, wat leidde tot publicaties in onder meer het Historisch Jaarboek Schiedam.
Ludwina van Elshuis is een inwoner van Schiedam met Surinaamse roots. Zij heeft een persoonlijke en culturele band met de erfenis van slavernij, met name via de Winticultuur in Suriname waarin jenever een belangrijke rol speelde. In Schiedam is zij actief betrokken bij projecten rondom het slavernijverleden, waaronder de Keti Koti-herdenking en het tentoonstellingsproject Bittere Erfenis.
Hier tegenover staat het onderzoek uit 2018 van de stadsarchivaris, waarin duidelijk wordt aangetoond dat Schiedam geen slavernijverleden heeft. Hoewel dit onderzoek tot heldere conclusies kwam, lijkt het symposium toch gericht op het creëren van ruimte voor nieuwe geschiedschrijving. De keuze van het museum om dit onderwerp opnieuw aan te snijden, zorgt voor speculatie, zeker omdat wethouder Anouschka Biekman (D66) al 2 jaar grote moeite heeft om het vermeende slavernijverleden, dat zij herhaaldelijk heeft gesuggereerd, met bewijzen te onderbouwen.
Kreuger ? : ……………………
Dat beperkte onderzoekje van 2018 is, voor zover historicus Reuderink’s conclusie daaruit al zou kunnen worden gedestilleerd, inmiddels volledig achterhaald en daar naar te (blijven) verwijzen staat voor een uitermate pathetisch zwaktebod, kennelijk met het oogmerk om domme nationalistische figuren (nader) te mobiliseren, hetgeen staat voor gevaar zetting
@Jan.
Ik raak er steeds meer van overtuigd dat het Amsterdamse koopkindje en Herr Kreuger één en dezelfde persoon zijn.
@ Jaap , ze zijn op zijn minst ééneiig vermoed ik zo ………………
Hoezo ‘eenzijdige lijst sprekers’, zijn er dan sprekers te vinden die de gestelde connexiteit nog durven te ontkennen onder verwijzing naar tegenbewijs?
Ja, die ontkenners zijn er, en ik stel voor dat Maarten Reuderink bijgestaan door Jaap Terreur en de redacteur/moderator van dit medium, dit tegen-bewijs vooraf kenbaar maken…
Overigens een mooie illustratie van hoe KNIL-militairen hun verhandelbare sex-slavinnen (Njaj) verleiden met gedestileerd, in Maleisch ‘Soppie’ genoemd. Opa Joop was een Totok wiens vader KNIL-korporaal was en naar Nederland terugkeerde vanwege de polio die zoon Joop had opgelopen en hier een sigarenzaakje opende.
Via dat sigarenzaakje werden tijdens WO II valse voedingsbonnen en persoonsbewijzen uitgegeven waarbij de manke jongen het mist opviel. Helaas liepen ze uiteindelijk tegen de lamp en belandde Joop die zijn mond stijf gesloten zou houden, in concentratiekamp Vught waaruit hij net op tijd door de geallieerden is bevrijd.
In de voormalige afgelegen concentratiekampen werden een paar jaar later Molukse Knillers met hun gezinnen ‘gehuisvest’ zodat deze vooral niet konden integreren.
Het jongere zusje van de Molukse overgrootmoeder van mijn kinderen, ‘Oma Ma’ die er tijdens de Molukse feestjes bepaald niet in spuugde en na afloop meestal wel ‘een kontje’ kon gebruiken om in de auto te komen, noemde ik dan gekscherend ‘Oma Mabok’, om daarna een draai om de oren te krijgen…
@Hermit alias Kreuger.
Beetje polariserend en racistisch ‘grapje’, alsof iedere Nederlander alcoholist zou zijn.
En wat voor figuur ben jij om je familie te vergelijken met,de door jou verafschuwde en vermeende, alle blanke overheersers en slavenhandelaars
Voor de Indonesische bevolking werd dronkenschap (mabok) synoniem met Nederlanderschap. (E.M. Beekman: Paradijzen van weleer. 1998)