BURGEMEESTER SCHIEDAM: ‘DACHT DAT AZC VERPLICHT WAS’

SCHIEDAM- Burgemeester Cor Lamers (CDA) had de indruk dat het weigeren van het drijvend Azc niet mogelijk was. Hij laat inmiddels weten verbaasd en teleurgesteld te zijn nu duidelijk is dat demissionair VVD-staatssecretaris Ankie Broekers-Knol geen mogelijkheden had tot dwang. Wat wel duidelijk is: het Azc blijft nog maanden liggen aan de Buitenhavenweg in Schiedam. Dat alles blijkt uit de beantwoording door Lamers van vragen over het Azc die zijn gesteld door de oppositiepartijen OPS en LOS.

Lamers: ‘De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hebben de dwingende aanwijzing gegeven aan de voorzitter van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. We hebben deze aanwijzing opgevat als een aanwijzing voor crisisopvang op grond van de wet op de veiligheidsregio’s. Inmiddels weten we dat dit geen juridische grondslag heeft, maar het had wel gekund, mede gezien de opmerking hierover in de brief van de minister en de staatssecretaris, gedateerd op 14 december 2021 pagina : “…bij uitblijven van de tijdige en noodzakelijke stappen door de gemeente, zal (op onderdelen) het Rijk het juridische instrumentarium kunnen inzetten om hierin te voorzien…”. De opmerking in de brief “Vanzelfsprekend kunt u ervoor kiezen om op te schalen naar een passend GRIP-niveau”, versterkte het beeld dat het om crisissituatie ging op grond van de wet op de veiligheidsregio’s. Vanuit Schiedam heb ik daaraan meegewerkt. Daarmee is spoedeisende humaniteit boven juridische of andere procedurele afwegingen gesteld.’

Inmiddels lijkt de burgemeester beter te weten. Lamers: ‘Gaandeweg rezen intern bij de veiligheidsregio vragen over de juridische grondslag, mede ook door berichtgeving in de media. Vervolgens heb ik op 10 januari 2022 met verbazing en teleurstelling kennisgenomen van het ontbreken van een degelijke juridische onderbouwing van de aanwijzing. In de beantwoording van Kamervragen van het kamerlid Omtzigt heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid namelijk aangegeven dat het geen aanwijzing betreft in juridische zin en dat de brieven dan ook geen publiekrechtelijk rechtsgevolg hebben.’