SCHIEDAM- Surinamer Walter T. (30) is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaar voor de moord in de Loeffstraat te Schiedam-Nieuwland. Zijn kompaan, de Antiliaan Makaveli O. (20) uit Hoek van Holland, is in dezelfde zaak vandaag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor vuurwapenbezit. Bij hem wordt het voorarrest in mindering gebracht.
Rond 14.00 uur, op maandag 26 juli 2021, vindt de moord plaats. De 32-jarige Turk Can Kaykin wordt in zijn auto in de Loeffstraat door zijn hoofd geschoten. Het slachtoffer overlijdt later aan zijn verwondingen. De politie start direct een groot onderzoek. Dit leidt naar twee verdachten die in de nacht van 26 op 27 juli zijn aangehouden. Een van deze verdachte is O. uit Hoek van Holland. Hij zit sinds zijn aanhouding vast.
Het wapen zou door Kaykin zijn uitgeleend aan O. Op 26 juli zou het aan het slachtoffer worden teruggegeven. In de auto ontstaat ruzie, waarna het schot valt.
Vastgesteld kan worden dat T. op 26 juli 2021 heeft afgesproken met het latere slachtoffer om elkaar te ontmoeten in Schiedam. De reden hiervoor was dat Kaykin het vuurwapen dat O. op dat moment in zijn bezit had, terug wilde hebben. Op die dag heeft T. aan O. gevraagd om met hem mee te gaan. Nadat T. was aangekomen, heeft hij het vuurwapen aan Kaykin gegeven. Het vuurwapen was op dat moment geladen. Vervolgens zijn zij beiden ingestapt in de auto van Kaykin, O. als bijrijder voorin en T. direct achter hem. In de auto heeft T. het vuurwapen op het hoofd van het slachtoffer gezet en hiermee een schot gelost. Daarbij is de kogel in het hoofd van het Kaykin gegaan, waardoor hij later die dag is overleden. T. heeft over deze gebeurtenissen bij de politie uitvoerig verklaard. Op advies van zijn advocaat heeft hij geen inzage gegeven in zijn telefoon, die ook bij technisch onderzoek niet kon worden uitgelezen. Ter zitting heeft T. een beroep gedaan op zijn zwijgrecht en heeft hij verwezen naar zijn eerdere verklaringen.
Op basis van de inhoud van het dossier kan niet worden vastgesteld dat O. wist dat T. met het vuurwapen op Kaykin zou schieten. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat T. dit voorafgaand aan de ontmoeting met het slachtoffer al van plan was en hierover vervolgens met O. heeft gesproken. Opzet van O. op het medeplegen van doodslag kan daarom niet bewezen worden.
Vastgesteld kan worden dat in de dagen voor het schietincident sprake is geweest van een escalerend conflict tussen T. en Kaykin. Dit blijkt uit de vele WhatsApp- en sms-berichten die tussen het slachtoffer en T. en O. zijn verstuurd, waarin het slachtoffer met fors geweld dreigde als het vuurwapen dat de twee in bewaring hadden hem niet snel zou worden teruggegeven. Ook blijkt sprake van een conflict over de betaling van een (ander) vuurwapen. T. reageerde niet op deze berichten, wat aanleiding vormde tot de genoemde bedreigingen door het slachtoffer. O., die in deze berichtenwisseling was betrokken, heeft blijkens zijn politieverklaring de uitlatingen van het slachtoffer als zeer bedreigend ervaren en vreesde dat een fysieke confrontatie tot een schietpartij zou kunnen leiden waarbij hij mogelijk om het leven zou komen. Hij waarschuwde T. dat het slachtoffer hem ging terugpakken. Ook hield hij er op basis van de berichten van het slachtoffer rekening mee dat T. mogelijk zelf een (tweede) vuurwapen zou meenemen. Naar eigen zeggen vanuit angst heeft O. ervoor gekozen om het vuurwapen niet zelf aan het slachtoffer terug te geven, zoals hem uitdrukkelijk door het slachtoffer was verzocht, maar T. dit te laten doen, omdat deze het slachtoffer beter kende en lang met hem bevriend was. Tegenover het slachtoffer wekte de T. de indruk dat hij alleen zou komen. Op de afgesproken plaats stapte T. vervolgens samen met O. in de auto van Kaykin.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft T. aldus door zijn handelen een situatie gecreëerd, waarin sprake was van een aanmerkelijke kans op een escalatie, waarbij mogelijk ook geschoten zou worden. T. heeft weliswaar bij de politie uitgebreide verklaringen afgelegd, maar heeft omtrent de toedracht en ernst van het conflict geen volledige openheid van zaken gegeven, door niet mee te werken aan een onderzoek aan zijn telefoon. De inhoud daarvan kon dus niet bij de weging van de omstandigheden worden betrokken.
Hoewel het handelen van O. dus als ernstig gevaarzettend kan worden aangemerkt, is er onvoldoende bewijs dat hij bewust de kans heeft aanvaard dat T. het slachtoffer in het hoofd zou schieten.
Gelet op de inhoud van het rapport van de psycholoog zijn er geen aanwijzingen dat de wilsvrijheid van T. door een psychische stoornis van de geestvermogens is beïnvloed. Het bewezen feit wordt de verdachte om die reden volledig toegerekend.
En het is weer in Nieuwland. Heel toevallig hebben ze daar afgesproken…????